Zelfbeeld

Kinderen met een positief zelfbeeld staan sterker in het leven. Zij zijn minder gevoelig voor pesterijen en dergelijke en lopen minder risico op psychosociale problemen. Als ouder kunt u uw kind helpen een positief zelfbeeld te ontwikkelen.

Positief of negatief?

IS_166.jpgOns zelfbeeld bepaalt hoe we in het leven staan: vol vertrouwen of juist met een gebrek aan zelfvertrouwen. Dat zelfbeeld ontwikkelen we in onze jeugd. Kinderen leren iets over zichzelf door wat anderen tegen ze zeggen of hoe anderen tegen ze doen.

Een positief zelfbeeld ontstaat bij kinderen die vaak positief benaderd worden. Het kind krijgt telkens – direct of indirect – te horen dat het de moeite waard is en er mag zijn. Die boodschap geeft een kind zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen zorgt ervoor dat het kind sterker in het leven staat. Kinderen met zelfvertrouwen durven meer. Ze komen voor hun eigen mening uit en proberen nieuwe dingen uit.

Een negatief zelfbeeld ontstaat bij kinderen die vaak negatief benaderd worden. Iemand die regelmatig – direct of indirect – te horen krijgt dat hij of zij er niet toe doet en niet de moeite waard is, zal dat uiteindelijk gaan geloven. Er ontstaat een gebrek aan zelfvertrouwen dat later in het leven voor allerlei problemen kan zorgen.

Bij een groeistoornis

Kinderen met een groeistoornis worden vaak negatief benaderd. Door hun omgeving worden ze al snel onderschat of voor jonger aangezien. Ook krijgen ze vaker te maken met pesterijen. De kans dat kinderen met een groeistoornis een negatief zelfbeeld ontwikkelen, is daardoor groter. Als gevolg van een negatief zelfbeeld kunnen er psychosociale problemen ontstaan.

Taak van de ouder

Gelukkig hebt u als ouder invloed op het zelfbeeld van uw kind. U hebt een hechte en intensieve band met uw kind – zeker in de eerste levensjaren. Bovendien hechten kinderen veel waarde aan de mening van hun ouders. Dat brengt u in de gelegenheid om een goede basis leggen voor een positief zelfbeeld.

Wat kunt u doen?

Een paar algemene tips:

  • Geef uw kind complimenten – over uiterlijk en gedrag. Maak duidelijk welk gedrag van uw kind u waardeert en waarom u het waardeert.
  • Leg de nadruk op wat uw kind wél goed doet, niet op wat uw kind verkeerd doet.
  • Geef uw kind opbouwende kritiek. Als bepaald gedrag u niet aanstaat, leg dan uit wat u niet waardeert en waarom u het niet waardeert.
  • Geef uw kind de mogelijkheid om de gevolgen van het eigen gedrag te ervaren. Laat uw kind dus experimenteren – binnen bepaalde grenzen.

Deze tips zijn op alle kinderen van toepassing, dus ook op kinderen met een groeistoornis. Het laatste advies wordt toegepast in het volgende voorbeeld.

Veel kinderen met een groeistoornis hebben de neiging om de clown uit te hangen en bijdehand te doen – in de hoop zo in de smaak te vallen bij andere kinderen. Ook zijn er kinderen die zich als jonger gaan gedragen – omdat ze nu eenmaal als jonger ingeschat worden. Op korte termijn werkt dit gedrag wel, maar op lange termijn niet. Een kind dat altijd de clown uithangt, wordt uiteindelijk niet meer serieus genomen.

Waarschuw hier niet bij voorbaat voor. Bespreek na een tijdje met uw kind wat de gevolgen zijn van het gedrag, en laat uw kind experimenteren met ander gedrag. Spreek bijvoorbeeld af dat uw kind tijdens bepaalde lessen op school géén grappen maakt. Kijk samen naar de gevolgen van het nieuwe gedrag.

Let op!

Veel ouders realiseren zich niet dat ze – ongewild – negatieve boodschappen afgeven. Soms is iets goed bedoeld, maar werkt het juist averechts. Een typisch voorbeeld hiervan is een te beschermende opvoeding.

“Mijn moeder was heel bang dat ik gepest zou worden. Daarom bleef ze altijd dicht bij me in de buurt. Als mij dan iets zou gebeuren, zou ze me direct kunnen helpen. En áls ik werd uitgescholden, dan schold zíj terug. Natuurlijk bedoelde ze het goed, maar daardoor heb ik niet geleerd om voor mezelf op te komen. Ik ontwikkelde me tot een angstig, afwachtend kind.”

Een andere valkuil: het kind vergelijken met een broer of zus. Ook dat is vaak positief bedoeld (‘jij kan het ook al, net als je broer/zus…’) Uw kind kan zo’n opmerking als beledigend ervaren, zeker als de broer of zus jonger maar langer is.

Kijk dus kritisch naar uw eigen gedrag! Hieronder kunt u lezen hoe u uw kind kunt aanmoedigen zich te ontwikkelen tot een zelfstandig individu.