Groeistoornissen

Achondroplasie en het Noonan syndroom zijn groeistoornissen die kunnen ontstaan door een afwijking in een gen. Een afwijking in de structuur van een chromosoom kan de oorzaak zijn van het Prader-Willi syndroom en soms ook van het Silver-Russell syndroom. Een afwijkend aantal chromosomen is de oorzaak van het Down syndroom en vaak ook van het Turner syndroom.

Oorzaak

IS_104.jpgEen afwijking in de genen of de chromosomen kan de oorzaak zijn van een primaire groeistoornis. Hieronder wordt oorzaak van de volgende groeistoornissen besproken:

  • achondroplasie
  • Noonan syndroom
  • Prader-Willi syndroom
  • Silver-Russell syndroom
  • Down syndroom
  • Turner syndroom

Achondroplasie

Bij achondroplasie is er een mutatie in een gen: het FGFR3-gen. Een normaal FGFR3-gen zorgt voor de aanmaak van een bepaald eiwit. Eiwitten voeren in het lichaam allerlei taken uit. Het eiwit dat door het FGFR3-gen gemaakt wordt, zorgt ervoor dat er nieuw kraakbeen (en uiteindelijk dus nieuw bot) wordt aangemaakt. Bij mensen met achondroplasie is dit proces verstoord. Daardoor kunnen de botten niet goed groeien.

Heterozygoot

Het FGFR3-gen zit op chromosoom nummer vier. Bij achondroplasie is één van de FGFR3-genen afwijkend. De mutatie zit dus op één van de twee chromosomen nummer vier. Het gen op het andere chromosoom nummer vier is gewoon.

Als de mutatie maar op een van de chromosomen zit, wordt ook wel gezegd dat iemand heterozygoot is.

Homozygoot is iemand die de afwijking in allebei de FGFR3-genen heeft zitten. De afwijking zit dan op beide chromosomen nummer vier. Een kind dat homozygoot is voor FGFR3 heeft geen overlevingskans: het kind wordt dood geboren of sterft vlak na de geboorte.

Hoe komt het kind aan de mutatie in het gen?

Een kind met achondroplasie kan op twee manieren aan deze afwijking zijn gekomen:

  • Een van de ouders heeft achondroplasie. Het kind heeft de mutatie in het gen geërfd van deze ouder. Ook is het mogelijk dat beide ouders achondroplasie hebben: het kind heeft het gemuteerde gen van één van de ouders geërfd.
  • Er is sprake van een nieuwe mutatie. Hierboven is beschreven hoe een nieuwe mutatie kan ontstaan. Het overgrote merendeel van de kinderen met achondroplasie heeft ouders met een gewone lengte.

Geërfd van de ouders

In de afbeeldingen hieronder kunt u zien hoe het gemuteerde FGFR3-gen kan overgaan van ouder op kind.

  • erfelijkheid_groeistoornissen_1.gifDe vader heeft achondroplasie. Hij heeft één afwijkend FGFR3-gen.
  • De moeder heeft een normale lengte.
  • Er is 50% kans dat een kind van deze ouders de mutatie erft. Er is dus 50% kan dat het kind achondroplasie heeft.
  • erfelijkheid_groeistoornissen_2.gifBeide ouders hebben achondroplasie. Ze hebben dus allebei één afwijkend FGFR3-gen.
  • Er is (2 x 25% =) 50% kans dat het kind de mutatie van een van de ouders erft: dit kind heeft achondroplasie.
  • Er is 25% kans dat het kind van allebei de ouders het goede gen erft: dit kind heeft geen achondroplasie.
  • Er is 25% kans dat het kind van allebei de ouders de mutatie erft: dit kind heeft achondroplasie, maar is niet levensvatbaar.

Noonan syndroom

De oorzaak van het Noonan syndroom is ook een mutatie in een gen. Er zijn meerdere genen bekend die afwijkend kunnen zijn bij dit syndroom. Het syndroom kan worden veroorzaakt door een mutatie op chromosoom nummer 12.

Bij de helft van de kinderen met dit syndroomzit er een mutatie in het gen PTPN11. Bij minder dan 5 % van de kinderen is het KRAS-gen gemuteerd. Bij de andere kinderen is de oorzaak niet bekend.

Prader-Willi syndroom

Het Prader-Willi syndroom kan worden veroorzaakt door een afwijking in de structuur van chromosoom nummer 15. De volgende drie afwijkingen komen voor:

  • Er mist een stukje van chromosoom nummer 15. Dat is altijd het chromosoom dat erfelijk materiaal van de vader bevat.
  • Beide chromosomen nummer 15 bevatten alleen erfelijk materiaal van de moeder.
  • Chromosoom nummer 15 met het erfelijk materiaal van de vader bevat een ‘afleesfout’. Dat wil zeggen dat het lichaam de informatie op dit chromosoom op de een of andere manier niet kan gebruiken.

Silver-Russell syndroom

Bij ongeveer 10 – 15 % van de kinderen met het Silver-Russell syndroom is de oorzaak ook een structurele afwijking in de chromosomen. In deze gevallen bevatten beide chromosomen nummer 7 alleen erfelijk materiaal van de moeder.

Bij de andere 85 – 90 % van de kinderen is de oorzaak nog niet duidelijk. De arts stelt de diagnose dan op basis van lichamelijke kenmerken.

Down syndroom

Ook het Down syndroom is een voorbeeld van een aandoening waarbij de oorzaak een afwijking in de chromosomen is. Er zijn bij dit syndroom meer chromosomen aanwezig dan normaal.

Mensen met het syndroom van Down hebben één chromosoom meer dan andere mensen. Van één bepaald chromosoom (chromosoom nummer 21) hebben deze mensen er drie (in plaats van twee) in iedere lichaamscel. Een van de kenmerken van het syndroom van Down is een kleinere lichaamslengte.

Turner syndroom

De oorzaak van het syndroom van Turner is ook een afwijking in de chromosomen. Bij vrouwen met dit syndroom ontbreekt één bepaald chromosoom. Vrouwen met dit syndroom hebben dus niet 46 maar 45 chromosomen in iedere lichaamscel. Het chromosoom dat ontbreekt, is het X-chromosoom.

Afwijking in structuur

Ook zijn er meisjes bij wie een deel van het X-chromosoom ontbreekt. In dat geval is er dus geen afwijking in het aantal chromosomen maar in de structuur van een chromosoom.

Mozaïcisme

Het is ook mogelijk dat het X-chromosoom in bepaalde cellen afwezig is, en in andere cellen weer niet. Dit heet mozaïcisme.