SGA

Als een kind bij de geboorte te klein is, noemen artsen dit Small for Gestational Age (SGA). Vaak is er daarna sprake van inhaalgroei: de kinderen bereiken binnen twee jaar alsnog een normale lengte die past bij de ouderlengte. Als een kind te klein blijft, moet onderzoek uitwijzen wat de oorzaak van de kleine lengte is.

Bij de geboorte

IS_059.jpgSGA is een afkorting voor Small for Gestational Age: klein voor de zwangerschapsduur. Hiermee duiden artsen op een neutrale manier aan dat een kind bij geboorte kleiner is – in lengte en/of gewicht – dan op grond van de zwangerschapsduur verwacht kan worden. Het gaat om 2 – 3% van de pasgeborenen.

Onderzoek moet dan nog uitwijzen wat er aan de hand is. Meestal is SGA het resultaat van een groeivertraging in de baarmoeder. In de baarmoeder is blijkbaar iets gebeurd waardoor het kind klein is gebleven. Dit heet intra-uteriene groeivertraging. Intra-uterien betekent in de baarmoeder. Intra-uteriene groeivertraging wordt wel afgekort tot IUGR. De R staat voor retardatie, dat betekent vertraging (in de zin van: achterstand).

Bij het onderzoek naar de oorzaak gaat het om de vraag of de kleine lengte er in aanleg al is (en dus genetisch bepaald is) of door een invloed van buitenaf is ontstaan. Kort gezegd: is de kleine lengte ‘ge-orven’ (geërfd) of verworven?

Inhaalgroei

De meeste kinderen die klein geboren worden, blijven niet klein. Vaak is er sprake van inhaalgroei. Het kind maakt dan zo’n groeispurt dat het alsnog binnen de groeicurven valt. Het groeit dus sneller dan zijn leeftijdgenootjes. Na twee jaar heeft het merendeel van de kinderen (ongeveer 90%) een normale lengte.

Kinderen die na twee jaar nog steeds te klein zijn, worden doorverwezen naar de specialist. Het gaat dus om kinderen met een blijvend kleine lengte. Dit heet ook wel SGA met een persisterend kleine lengte. De specialist onderzoekt wat de oorzaak van de kleine lengte is. Zo kan een (primaire of secundaire) groeistoornis dus al in een vroeg stadium opgespoord worden.

Oorzaken

SGA kan veel verschillende oorzaken hebben. Deze oorzaken kunnen echter teruggebracht worden tot vier factoren die de groei van het kind in de baarmoeder kunnen beïnvloeden.

De moeder

De oorzaak van de slechte groei kan bij de moeder liggen. Mogelijke oorzaken: slechte voeding, roken, alcohol drinken of zware lichamelijke arbeid tijdens de zwangerschap of een ziekte (bijvoorbeeld een infectie, hoge bloeddruk, zwangerschapsvergiftiging) tijdens de zwangerschap.

De placenta

Ook de placenta (moederkoek) kan invloed hebben op de groei. Als de placenta onderontwikkeld is en dus niet voldoende voedingsstoffen doorgeeft, plotseling loslaat, afwijkende bloedvaten heeft of als de bloedtoevoer verstopt raakt, kan dit leiden tot een laag geboortegewicht en/of een kleine geboortelengte.

Het kind

De oorzaak van de slechte groei kan ook bij het kind zelf (de foetus) liggen. Het kind heeft bijvoorbeeld een aangeboren afwijking (primaire groeistoornis) of een bepaalde ziekte zoals een stofwisselingsstoornis (secundaire groeistoornis). Ook bij meerlingzwangerschappen zijn kinderen vaak kleiner dan normaal.

Kenmerken van de ouders

Soms ligt de verklaring voor een kleine lengte voor de hand: de ouders van het kind zijn ook klein. De leeftijd speelt ook mee: oudere moeders krijgen vaker kleinere kinderen.

Ontwikkeling van het kind

  • Kinderen met SGA met blijvend kleine lengte ontwikkelen zich vaak trager dan andere kinderen.
  • Deze kinderen hebben vaak weinig interesse in voeding en blijven licht van gewicht.
  • Er zijn aanwijzingen dat kinderen met SGA later, op volwassen leeftijd, een verhoogd risico lopen op bepaalde ziekten, zoals stofwisselingsstoornissen (bijvoorbeeld diabetes) en hart- en vaatziekten. Bovendien kan een kleine lengte tot psychosociale problemen leiden.
  • Kinderen met SGA en een kleine lengte komen vaak wat vroeger in de puberteit. Daardoor stoppen ze eerder met groeien.
  • In sommige gevallen is het mogelijk kinderen met SGA vanaf de leeftijd van vier jaar te behandelen met groeihormoon.

“Gedurende mijn hele zwangerschap ben ik blijven roken. Nooit heb ik nagedacht over de gevolgen voor mijn kind. Soms werd ik er wel op aangesproken, maar ik dacht dat het allemaal wel mee zou vallen. Ik deed dan altijd een beetje stoer, en zei dingen als: ‘zo blijft dat kind lekker klein’, ‘dat wordt een gemakkelijke bevalling’ en ‘vroeger rookten ze ook gewoon door’. Nu, met terugwerkende kracht, schaam ik me daar enorm voor. Ik had werkelijk geen idee dat roken zulke verstrekkende gevolgen kan hebben. Hoe moet ik dit ooit aan mijn kleine schat uitleggen? Dat ik haar in gevaar heb gebracht voor zo’n stomme, vieze gewoonte?”